Vorige week vertelde het evangelie ons dat de apostelen doodmoe terug kwamen van hun zending. Jezus was er zich van bewust dat ze nood hadden aan wat rust. Hij zei niet: ?Het zou goed zijn dat jullie wat rust zouden nemen.? Hij zei: ?Neem rust.? En ze trekken zich terug om te rusten.
Jezus zegt uiteindelijk niet veel maar Hij doet veel. Zo bijvoorbeeld dit verhaal: een overste komt bij Jezus en vraagt Hem zijn dode dochter te willen zegenen. In het Mattheus-evangelie staat: Jezus stond op en ging met hem mee. (9 19)
Er komen twee blinden bij Hem en ze roepen luid: ?Heb medelijden met ons.? Na een heel kort gesprek raakt Jezus hun ogen aan en geeft hen weer het zicht.? (9 30).
Jezus doet iets om mensen te helpen. Vaak zijn het doodgewone handelingen.
Hij steekt zijn hand uit om een lamme recht te helpen. De bezetene van Gerasenen neemt Hij weer op in de gemeenschap: Jezus gaat naast hem zitten en geeft hem terug aan zijn familie (Marcus 5).
Op andere momenten geeft Hij blijk van een wondere creativiteit:
In het Johannesevangelie lezen we vandaag het verhaal van de vermenigvuldiging van de broden. Johannes spreekt niet over een mirakel. Hij spreekt over een teken. Tekens verwijzen naar iets dat men moeilijk onder woorden kan brengen.
Welk teken geeft Hij in het evangelie van vandaag?
Er is een grote menigte die Jezus volgt en er stellen zich kennelijk bevoorradingsproblemen. Jezus vraagt aan zijn apostelen om voor eten te zorgen, om het te gaan kopen in het dorp. Dat blijkt echter geen goed idee te zijn want veel te kostelijk: onbetaalbaar, meer dan tweehonderd denariën. Een denarie komt overeen met een dagloon. Waar gaan ze dat geld halen? De apostelen en Jezus hebben het niet breed.
Andreas wijst op het kritieke van de toestand. Met vijf broden en twee vissen kan men niets doen. Het is dus best de mensen heen te sturen. Dat ze zelf maar zorgen voor hun eten. Wij kunnen er niets aan doen.
Er volgt dan een wonderbaar verhaal, haast ongeloofwaardig. Jezus vermenigvuldigt twaalf broden en twee vissen. Nu moet u erop letten dat dit zeer sober verteld wordt. Het evangelie is er niet op uit om een ?toverdaad? van Jezus te vertellen. Jezus zegt gewoon aan zijn leerlingen dat ze iets moeten doen: delen uit hun schaarsheid met al die mensen. En wat verteld wordt is bijna de gewoonste zaak van de wereld.
Ik heb het ooit eens meegemaakt. We waren met enkelen uitgenodigd bij mensen die het heel moeilijk hebben, mensen die bedreigd zijn in hun bestaansmogelijkheden. Het is een gezin met twee kinderen; mensen die gevlucht zijn uit hun land. Ze leven hier in totale onzekerheid en weten niet wat hen morgen te wachten staat. Mensen die met hun centjes heel karig moeten omgaan om er te komen. Wanneer ze echter mensen ontvangen dan doet die vrouw in de keuken mirakelen. Ze delen heel eenvoudig met wat ze hebben.
Ik was ooit in Burundi met enkele Zwitserse agronomen op bezoek in een missiepost. Het waren mannen die ervan overtuigd waren dat de missionarissen enkel kindjes doopten en catechismus gaven en voor de rest een rustig leven hadden. ?s Avonds kwamen we in de missiepost van Kibumbu. De pater - nog familie van Meisenaars - ging naar de ijskast (die op petroleum ging) en haalde er uit al wat hij had om zijn gasten eten te geven. Hij was werkelijk aan het delen zonder te rekenen. Het was voor pater Michiel de meest doodgewone manier van doen. Ik durf niet beweren dat die Zwitsers zich toen bekeerd hebben; ze waren wel sterk onder de indruk.
Wat Jezus doet is leven geven en wel in overvloed. Stel je voor: de apostelen delen vijf gerstebroden en er schieten twaalf korven over. Dat wil zeggen veel. Er zijn twaalf korven te veel, staat in het evangelie. Er is dus nog genoeg voor allen die te laat komen.
Waar Jezus aanwezig is, daar wordt steeds gedeeld, daar is de creativiteit zo groot, dat er altijd een hand gereikt wordt aan mensen in nood.
De vraag is voor ons niet zozeer: is dat wonder van de vermenigvuldiging toen echt gebeurd?
De vraag is: gebeurt het wonder van het "overvloedig delen" nu nog bij ons, leerlingen van Jezus Christus?
Er staat alle zondagen een vreemde vrouw te bedelen aan de ingang van onze kerk. Het is een schande dat dit in onze tijd nog moet gebeuren. Wij leven in een welvaartsstaat, wij hebben allemaal te eten en te drinken, we gaan op vakantie, en we drinken na deze viering onze zondagsaperitief en er staat iemand aan de kerkpoort die moet bedelen om te overleven. We zouden er moeten voor zorgen dat dit niet meer nodig zou zijn, dat dit niet meer zou kunnen. Dat mag niet meer in deze tijd. Het kan wel zijn dat die vrouw door anderen uitgebuit wordt. Naar wie gaat het geld dat ze hier krijgt?
Ik weet dat dit een onderwerp van discussie is. Maar dat mag geen excuus zijn om ons van de christelijke plicht te ontslaan om te delen. De vrouw aan de ingang van de kerk doet er me telkens weer aan herinneren wat Jezus zei: ?Wat gij aan de kleinsten der Mijnen doet, dat doet ge aan Mij.? Vijf broden en twee vissen delen en er vast in geloven dat we zo manden vol vriendschap en solidariteit bijeen vergaren om die weer uit te delen en te vermenigvuldigen.
We moeten niet wachten tot er een ?structurele? oplossing komt. In afwachting moeten we iets doen, de hand uitsteken, delen. In elk geval is die vrouw één van de kleinsten waarover Ons Heer spreekt.
Bie Boon Sint-Martinusparochie Meise