negentiende zondag door het jaar B | <– Date –> <– Thread –> |
From: Antoine Rubbens (Antoine.Rubbens![]() |
|
Date: Tue, 28 Jul 2009 07:27:26 -0700 (PDT) |
?Ik ben het brood des levens? (Joh. 6,48)
Een pastoor midden de vijftig houdt een krachtige
toespraak de eerste zondag na zijn aanstelling. Ze valt in de smaak en de parochianen
zijn gespannen naar de volgende week.
Mijnheer pastoor zegt echter hetzelfde als de eerste keer. Zo eveneens de derde, de vierde en de
vijfde zondag. Dit werd teveel voor
de goeie gemeente en een van de parochianen verwoordt het ongenoegen. ?Hochwürden, waarom preekt ge altijd
het zelfde?? Mijnheer pastoor
antwoordt: ?Waarom leven jullie nog zoals zes weken geleden? Pas als jullie in daden zullen omgezet
hebben wat het evangelie verkondigt, zal ik jullie iets nieuws vertellen?
(Willy Hoffsümmer, Kurzgeschichten, Mainz).
Tijdens de vijf achtereenvolgende zondagen in gezelschap
van Johannes voelen we ons enigszins in de compagnie van de Duitstalige
parochie. Gans de broodrede gaat
over hetzelfde, over Jezus in wie wij mogen geloven en die zichzelf als voedsel
aanreikt. Drie keer horen wij Jezus
in zijn broodrede verklaren: ?Ik ben het brood van het leven? (Joh.
6,35.48.51). Toch is ze niet louter
herhaling. Er is progressie. We zijn overgestapt van het brood dat
werd gedeeld naar het verlangen naar levend brood. Jezus zegt dat hij dit brood van leven
is. De eucharistische inslag neemt
van keer tot keer toe. Eveneens
vergroot de tegenstand van de toehoorder op wat hij
zegt.
Jezus komt van
hierboven. Wij stoten echter op het
menselijke in Jezus. Hij is
verbonden met onze geschiedenis.
?Wij kennen zijn vader en zijn moeder.? Hij is de zoon van Jozef. Dit is ongehoord. Het christelijk geloof verbindt Gods
aanwezigheid met een heel concreet iemand.
Die man uit Nazareth is de gezondene van de Vader. In plaats van het manna en de Thora,
waarvan het manna beeld is, geeft de Vader ons Jezus als brood tot leven. Wij moeten ons voeden met het brood dat
uit de hemel komt om eeuwig te leven.
De toehoorders morren en verliezen daardoor tijd. Ze verspelen de genade die God
aanreikt. De Vader wil elkeen
onderrichten en elkeen van ons aantrekken.
Hoe komt het dat dit aanbod ons voorbij gaat? Zonder ontvankelijkheid komen we er
niet. Dit vatten alleen de kleinen
en de deemoedigen (Mt. 11, 28).
God, de schijnbaar afwezige, de onzichtbare, is aanwezig in Jezus. Wanneer wij ons voor Jezus openstellen,
zijn wij op weg naar God. Wij
kunnen ons op die weg wagen. Het is
er een van geven en communicatie.
Jezus is levend brood. Wij
kunnen hem eten omdat hij vlees is geworden en zich helemaal gegeven heeft. Hij werd gemalen tot het uiterste. Die weg schept dynamiek. Van op het plekje in Kafarnaum worden
onze ogen gericht op gans de wereld.
Jezus ontwierp geen van de zeven wereldwonderen. Hij heeft geen Chinese muur gebouwd en
geen akropolis. Anderen hebben voor
hem dicht bij de stadsmuur van Jeruzalem een paal opgericht. In de man die daar werd opgehangen,
erkennen velen dat hij brood ten leven is.
Zijn sterven bewerkte een ommekeer.
Wie in die dynamiek binnentreedt, verandert de wereld. Hij plaatst het geven boven het
krijgen. Vooraleer aan die paal te
sterven, had Jezus de avond voordien in een bovenzaal van Jeruzalem brood
gebroken en gezegd: ?Neem en eet dit is mijn Lichaam, dat voor u gegeven
wordt.?
Bij Jezus ontspringt een
bron. Zij brengt ons bij het
wezenlijke. Dit hebben velen
aangevoeld tijdens de Taizé-ontmoeting in Brussel. Mgr. De Kesel heeft dit fijn verwoord:
?In
het leven van de gemeenschap van Taizé, in haar liturgie en haar ontmoetingen,
in alles wat ze zegt en doet, voel je altijd twee zaken die onafscheidelijk
zijn. Het gaat altijd om de
verzoening met God en om de verzoening met je medemens.
Het eerste is de ontmoeting met God. Je voelt dat het in Taizé altijd daarom
gaat: zoeken naar God, Hem ontmoeten, luisteren naar zijn woord. En dus ook altijd om de ontmoeting met
Christus. Niet als een theorie,
maar als een levende persoon.
Vandaar de grote nadruk op het gebed, het gezamenlijk gebed, maar ook het
persoonlijk gebed in stilte. Die
stilte was op de ontmoetingsdagen indrukwekkend. Ze is wezenlijk. Het is deze ontmoeting met God die vrede
brengt in het hart en ook bron is van groot vertrouwen. Het is dat vertrouwen dat deze
ontmoetingsdagen zo hebben gekenmerkt.
Er zijn in onze wereld veel spanningen en uitdagingen. Er is de armoede, het onrecht, het
zinloos geweld. Velen zijn beangstigd, vertwijfeld of zonder uitzicht. Hier voel je: geloof schenkt hoop en
vertrouwen. Het onmogelijke is
mogelijk.
Het
gaat in Taizé niet uitsluitend om de ontmoeting met God. Er is een diepe godsdienstigheid en een
intens zoeken naar God, maar tegelijkertijd een grote bekommernis om de wereld
en deze aarde, om de samenleving en de mens. Er wordt ons niet de les gespeld, niet
gemoraliseerd. En toch worden we
altijd aangesproken op onze verantwoordelijkheid als burger in de
samenleving. In het zoeken naar God gaat het ook om het
zoeken naar het ware geluk van de mens, wat ons tot vrede strekt, wat de
samenleving menselijker maakt en het leven beter en mooier. In onze gewone kerkelijke en pastorale
praktijk zijn die twee er ook wel altijd.
We leggen zelfs grote nadruk op de sociale inzet et zorg voor de medemens
in nood. Maar het is niet altijd zo
duidelijk hoe het alles te maken heeft met een authentiek zoeken naar God. De band met de bron is soms zoek. Het is alsof het spreken over God en het
zoeken naar God ? toch het hart van alle godsdienstigheid ?hun pertinentie
verloren hebben en er ons alleen nog een ethisch discours rest. Maar losgekomen van de bron, verliest
ook dat discours zijn christelijke pertinentie.?
Antoine Rubbens
Gecontroleerd op virussen en op inhoud door Sophos en MailMarshal
- (no other messages in thread)
Results generated by Tiger Technologies Web hosting using MHonArc.