vierentwintigste zondag door het jaar B | <– Date –> <– Thread –> |
From: Antoine Rubbens (Antoine.Rubbens![]() |
|
Date: Fri, 4 Sep 2009 01:23:19 -0700 (PDT) |
Een keerpunt (Mc 8,27-35)
Amos Oz (1929) is een gekende Joodse schrijver. Zijn boek Een verhaal van liefde en
duisternis gaat over zijn jeugd in Jeruzalem en over de pijn van een moeder,
die door zelfdoding hem en zijn vader heeft verlaten. De lezer verneemt veel over het leven en
de sfeer in de toen nog jonge staat Israël. Jozef Klausner, een oom van Amos Oz was
een van eerste Joden om een positief beeld te brengen over Jezus. Amos Oz vertelt over zijn oom, alsook
over twee Finse zendelingen, tante Rauha en tante Aili en over de grote
dienstbaarheid van deze dames. Dat
zette de schrijver er toe aan hun te vragen wie Jezus was.
?Een keer vatte ik moed en vroeg tante Aili (ook al
wist ik het antwoord): ?Wie was Jezus?? Haar mondhoeken trilden een beetje toen
ze mij aarzelend antwoordde dat hij niet ?was? maar nog steeds bestond,
en dat hij hield van ons allemaal, en vooral van degenen die hem verachtten en
bespotten, en als ik mijn hart zou vullen met liefde, zou hij ook in mijn hart
komen wonen en mij lijden brengen, maar ook een diep geluk, en uit het lijden
zou het geluk stralend oplichten.
Deze woorden vond ik zo vreemd en zo vol
tegenstrijdigheden dat ik de noodzaak voelde om het ook aan papa te vragen. Papa nam mij bij de hand en bracht me
naar de matras op de keukenvloer, het schuilhoekje van oom Josef, en vroeg de
beroemde auteur van het boek Jezus van Nazareth om mij, in een notendop, uit te
leggen wie en wat Jezus was.
Oom Josef bleef op zijn
matras liggen, uitgeput, somber en bleek, met zijn rug tegen de beroete muur en
zijn bril op zijn voorhoofd. Zijn
antwoord was heel anders dan dat van tante Aili: in zijn visie was Jezus van
Nazareth ?een van de grootsten van het
volk Israël aller tijden, een wonderbaarlijke moralist die een afschuw had van
de onbesnedenen des harten en heeft gestreden om het jodendom zijn
oorspronkelijke eenvoud terug te geven en het te onttrekken aan de handen van
allerlei haarklovende rabbijnen.?
Ik wist niet wie de
onbesnedenen des harten en de haarklovende rabbijnen waren. Ik wist ook niet hoe ik de Jezus van oom
Jozef, met zijn afschuw en zijn strijdlust, moest rijmen met de Jezus van tante
Aili, die niet verafschuwde of streed, maar precies andersom, juist hield van de
zondaars en van degenen die hem verafschuwden.?
Wie is Jezus?
Enkele stellen deze vraag vanuit een historische belangstelling. Ze geven Jezus een plaats onder de grote
figuren van de mensheid.
Christenen, die van geboorte of door keuze in zijn invloed zijn gekomen,
zijn ermee begaan. Jezus nodigt
immers uit hem te volgen. Wie is
hij, deze Jezus? Marcus plaatst
deze vraag in het midden van zijn evangelie. Hij neemt de lezer mee naar een
belangrijk keerpunt, waar Jezus zelf die vraag stelt en van zijn leerlingen een
antwoord verwacht. Jezus is op weg
naar Jeruzalem. Voor het eerst
erkent een volgeling de identiteit van Jezus. Hij zegt niet wat anderen zeggen, maar
brengt een persoonlijke belijdenis.
Marcus beschouwt dit gesprek als het centrum van zijn evangelie, waar
zich een beslissende wending voltrekt.
Benoît Standaert bespreekt de dramatische compositie ervan. ?De belijdenis van Petrus in de
omstreken van Cesarea Filippi betekent binnen de dramatische structuur van het
Marcusverhaal de eerste ware herkenning van wie Jezus is.? Tot dan leek elkeen onbekwaam om dit te
onderkennen. Met de uitspraak van
Petrus: ?Gij zijt de Christus? dekt de evangelist het opschrift van zijn
evangelie. Marcus koppelt aan deze
belijdenis van Petrus zijn eerste aankondiging van het lijden dat Jezus
noodzakelijk tegemoet gaat. Dit
veroorzaakt een dramatische spanning.
Op het moment dat Petrus denkt te vatten wie Jezus is, openbaart Jezus
hem het komende lijden en de gewelddadige dood.
?Jezus, zopas geïdentificeerd als de persoonlijke
vervulling van alle messiaanse beloften, scheurt even de sluier verder open en
maakt het geheim van het schandelijke kruis dat Hem te wachten staat,
bekend. Zo knoopt Marcus zijn
verhaal tot één dynamisch proces: wie Jezus tot op dit punt is gevolgd, kan nu
niet anders meer dan Hem met zijn lijdensbestemming aanvaarden. Het proces van Petrus vergroot slechts
de spanning. Het verandert niets
aan de weg die Jezus en alwie zich op Hem beroept, moeten gaan.? (B.
Standaert, Marcus, Geweld en genade, p.
105-106).
Jezus vraagt meer dan een belijdenis, hoe oprecht en diep
ze mag zijn. Hij vraagt hem te
volgen tot in Jeruzalem. Hij
richtte zijn vraag tot navolging niet enkel aan de groep van zijn directe
leerlingen. Gans het volk mag het
horen. Wij mogen er nu onze oren
niet voor sluiten, al zijn we geneigd te zeggen: ?Non troppo
Signore. Lijden zint ons
niet.? Het gevaarlijkste voor
de leerlingen en voor de christengemeente is dat zij het kruis negeren of
afwijzen. De kerk is ontstaan uit
leerlingen die het niet begrepen.
Zij wordt door Marcus gewaarschuwd om het lijdensverhaal van Jezus niet
om te buigen tot een geschiedenis van overwinnaars. ?In zijn naam werd onvoorstelbaar
veel goeds gedaan, veel nood gelenigd, veel hoop gegeven. Ik wil daarmee de ogen niet sluiten voor
het vele kwaad dat in zijn naam en in naam van de Kerk gedaan werd. Wanneer Jezus minder gevolgd wordt en de
Kerk minder aantrekkingskracht heeft, dan zal onze harde wereld nog veel harder
en vooral geestelijk armer worden.? (Michel Cloet, in een jubileumuitgave
U.P uit 1989, Wie is Jezus voor jou?) Jezus, wie zijt gij voor mij? Maak me bereid daar elke dag metterdaad
op te antwoorden.
Gecontroleerd op virussen en op inhoud door Sophos en MailMarshal
- (no other messages in thread)
Results generated by Tiger Technologies Web hosting using MHonArc.