Vilvoorde, 28 december 2005
Monseigneur,
Collega’s
priesters (al dan niet in ambt),
Toen ik actief priester was in parochiedienst, heb ik
meermaals
koppels over de vloer gehad die mij voor dit dilemma plaatsten. Vaak
heb ik hier ook collega’s over aangesproken. Steeds werd dit
afgewimpeld als “neem dat zo zwaar niet op, het is maar
rechtspraak” of “je moet de dingen niet zo opblazen, daarmee maak
je het voor die mensen alleen maar erger”.
Een
oudere dame, die al dertig jaar feitelijk gescheiden was van haar
man, en opnieuw wilde trouwen, kwam naar mij met de vraag de
formaliteiten in orde te brengen… maar legt u me eens uit: haar
kinderen: zijn die dan buitenechtelijk geboren?
Een
koppel kwam bij mij. Ze wilden trouwen. Er was één probleem: hij is
op zijn 18e
getrouwd – met alles erop en eraan – in de volle vlam van zijn
verliefdheid. Hij en zijn vriendin waren pas twee maand samen. Na
huwelijk zijn ze nog drie maand samengebleven. Daarna zijn ze uit
elkaar gegaan. De jongen zegt dat hij op die leeftijd een
ondoordachte keuze gemaakt had, en nog niet rijp was voor deze
beslissing. Intussen is hij 27 en vader van drie kinderen met de
vrouw waar hij al acht jaar mee samenwoont. Als hij nu wil trouwen,
moet hij zijn ex-vrouw (of voor de kerk: zijn vrouw) contacteren en
hopen dat zij intussen inziet dat hij toen inderdaad te jong was voor
die keuze. Probleem is dat zij jaloers en haatdragend is – wat
natuurlijk ook begrijpelijk is. Kerk kan haar ook niet veel schelen,
zij wilde destijds “een schone trouw met alles erop en eraan”…
en is allang opnieuw getrouwd voor de wet… Hij is gelovig. Moet hij
nu oude wonden openrijten?
Mijn
ouders zijn vier jaar geleden uit elkaar gegaan. Ze waren getrouwd
voor de kerk. Zij blijven getrouwd… ook al is mijn vader nu met een
andere vrouw getrouwd. Papa-lief en zijn wederhelft gaan regelmatig
ter communie in een van de Brusselse kerken… mama is goed genoeg om
te helpen in de parochiale activiteiten… maar ze leven in zonde en
hebben zichzelf geëxcommuniceerd. Zo klinkt het de jure zeker?
Een
collega priester – en goede vriend – kwam mij vertellen dat hij
een vriendin had. Hij vroeg mijn raad. Ik kon hem geen raad geven, ik
raakte er ook niet uit. Ik weet niet meer wat ik hem gezegd heb, maar
sindsdien heb ik hem niet meer gezien of gehoord. Was het beter
geweest had hij zijn vriendin in dienst genomen als poetshulp, met
het risico dat dit hun relatie door de spanningen uit elkaar had
gedreven? Heb je dan beter een gefrustreerde priester dan een
getrouwde priester (al dan niet in dienst)?
“Witgekalkte
graven” noemde Jezus de farizeeërs. Ik zie hoe éénzelfde Kerk
tegelijk een dogmatische richtlijn uitvaardigt die bepaalde
sacramenten voor het leven noemt, daar een kerkjuridische regel aan
vastplakt die spreekt over excommunicatie … en hoe tegelijk de
pastorale werkmieren (pastores, priesters, …) voor 99% vertikken
deze dogmatische en juridische rigore in hun handelen te vertalen.
Geloofd zijn de werkmieren. Ik zie hoe een Romeins beraad harde
regels uitvaardigt, en de plaatselijke bisschoppenconferentie moet
dan maar een pastorale richtlijn zien te formuleren waarin alles
verzacht wordt.
Ik
heb vijf jaar op de parochie gestaan, en de zes jaar daarvoor in het
seminarie bijzonder veel pastorale activiteit op mij genomen… ik
hield hiervan. Ik deed dit graag. Mijn priesterschap heeft mij
gemaakt tot wie ik ben, en ik heb
met liefde de katholieke leer gepredikt. Soms klonk er bij mij pijn
door als ik bepaalde regels en uitspraken hoorde. Maar ik verdiepte
me erin en slaagde er bijna altijd in ze te duiden ten goede. De
heren professoren in het seminarie zullen kunnen beamen dat “het
geweten” voor mij een heel hoog goed is. Je geweten is dwingend.
Volgens de katholieke leer (RKKK) mag je nooit tegen je geweten in
handelen. Terecht staat hier wel bij dat je je geweten moet vormen
(door studie, overleg en gebed).
Wel,
in eer en geweten durf ik zeggen: ik ben vijf jaar priester geweest
met hart en handen. Ook vandaag – ook al laat kerk noch tijd mij
toe het als ambt uit te oefenen – voel ik me nog priester. Ik
respecteer uw
uitspraak, de uitspraak van de kerk: ik vlucht niet in halve
oplossingen zoals Rent-a-priest of andere binnenweggetjes om toch
maar mijn ambt op te nemen. Ik zal nooit zelf mijn diensten
aanbieden. Wat er zal gebeuren als iemand mij ooit zou vragen een
sacrament toe te dienen… ik weet het niet.
Dispensatie
is dus voor mij géén optie. Ik kreeg deze week nog van enkele
mensen uit de parochie en op het internet kerstwensen… mensen voor
wie ik als priester veel mocht betekenen.
Een
andere optie die ik soms hoor, is: “dat de Kerk ontploft hé… doe
wat je moet doen”. Dat kan ik ook niet. Ik houd – ook op vandaag
– nog steeds van de Kerk. Soms is het verleidelijk om mee te
stappen in de beweging die veel oprecht gelovigen treft: “ik geloof
nog, en misschien zelfs meer dan ooit… maar dat logge, hypocriete
instituut hoeft er voor mij niet meer bij.” Ik hoor zelfs mensen
zeggen: “ik geloof in God, maar ik zal nooit mijn kinderen laten
dopen want ik wil hun namen niet schrijven in de boeken/ledenlijst
van de kerk.” Ze gaan – vaak – naar de kerk, zijn parochiaal
actief en verkondigen met liefde en toewijding Jezus’ boodschap.
Maar Kerk… sorry, da’s er te veel aan. Hier heb ik veel begrip
voor. Maar ik hou nog steeds van die kerk.
Ik
weet, ik heb de Kerk tekort gedaan. Ik heb haar een grote belofte
gemaakt: ik heb beloofd mijn leven lang in haar dienstwerk te staan.
En ik heb me hier niet aan gehouden. “Met
de hulp van Gods genade, ja!”
Zo klonk mijn – overtuigde – antwoord. God leidt me. En God heeft
me het mooiste licht in de wereld getoond, en de diepste dieptes die
in een mens leven: liefde en verraad. En nu – als ik volmondig en
volhartig mij wil geven aan de vrouw van wie ik houd – geloof ik
óók dat God mij deze weg gewezen heeft. God is mij genadiger
geweest dan ik van Hem mocht verwachten. God heeft me niet “gepakt”
op mijn woord. Hij herinnert me er wel aan, maar laat me gaan… even
geliefd en kind als toen ik priester in Zijn dienstwerk was… even
geliefd kind als Goedele, of iedere mens op deze wereld.
Toen
mijn ouders scheidden – zelfs op de momenten van diepste pijn en
hardste verraad – verlaagden noch mijn vader noch mijn moeder zich
om een wig te drijven tussen ons (de kinderen) en de andere partner…
of tussen de kinderen onderling. Als zelfs mensen – met al hun
beperkingen – dít als heilig beschouwen, hoeveel te meer zal God
dan zijn Kinderen proberen bijeen te houden?
Zoals
ik het nu ervaar, drijft de Heilige Moeder de Kerk een wig tussen
haar kinderen en de Vader. Zou ik niet beter weten, ik zou denken dat
hier een gruwelijke echtscheiding aan de gang was…
Monseigneur,
Collega’s
priesters,
Help
mij in mijn gewetensnood, bid en zoek voor een oplossing voor deze
wig in de Kerk.
Help
de Kerk in gewetensnood.
Met
vriendelijke groet en oprechte hoogachting,
Jurgen
Gaeremyn.