achtentwintigste zondag 10.10.10 | <– Date –> <– Thread –> |
From: Antoine Rubbens (Antoine.Rubbens![]() |
|
Date: Sat, 2 Oct 2010 01:52:16 -0700 (PDT) |
?Sta op, uw geloof heeft u gered? (Lc.
17,19)
Lucas heeft al een keer het verhaal gebracht van de
genezing van een melaatse (Lc. 5,12-16).
Waarom doet hij het een tweede keer? Van af het begin hebben de christenen
een sterke affiniteit met het lot van de melaatsen. Jezus stootte de mensen niet af, die
door de maatschappij van zijn tijd en nog lang nadien vanuit hygiënische en
andere motieven geweerd werden.
Franciscus kuste de melaatse en dit veranderde zijn leven. Damiaan heeft zijn lot met de melaatsen
verbonden. Velen hebben zich voor
melaatsen ingezet en blijven er zich voor inzetten.
Het tweede verhaal van Lucas stelt een aantal
vragen. F. Bovon bezorgt daarvan
een lijstje. Moet onze aandacht
vooral gaan naar de tien melaatsen die genazen of naar de enige Samaritaan onder
hen, die zijn dank verwoordde?
Moeten wij de kracht en de overwinning van Jezus als wonderdoener
beklemtonen of eerder het reddende geloof van die man? Is de dankbaarheid bij het einde meer
beslissend dan het aanvankelijk vertrouwen? Is de Samaritaanse identiteit van de
genezen melaatse een anekdotisch element of een beslissende factor in het
verhaal? Is dit verhaal de
herinnering aan een echt gebeurde genezing of is het geconstrueerd vanuit andere
bijbelse verhalen, zoals dat van Elisa en Naäman (2 Kon. 5,14-15)? Is het de verdere uitwerking van een
andere evangelieverhaal? (F. Bovon, Lucas, dl. 3, p.
130).
Lucas brengt zijn verhaal in twee schuifjes en wij halen
ons profijt uit beide. Wij gaan mee
met de tien en smeken met hen van op afstand: ?Jezus, Meester, ontferm u over
ons.? Hun gebed ademt in de
geest van de psalmen. Het is
doordrongen van vertrouwen (ps. 40, ps. 50). Een verschil met de tien melaatsen kan
zijn dat wij voor Jezus een andere titel zouden gebruiken en hem ?Heer?,
?Kurios? noemen omdat wij leven na zijn Verrijzenis.
Hopelijk keren wij samen met de ene Samaritaan terug om
nu dichter bij Jezus te komen en om ons vol dankbaarheid voor zijn voeten neer
te werpen en God te verheerlijken.
De tien melaatsen waren hoogstwaarschijnlijk blij en
dankbaar als ze onderweg merkten dat zij waren genezen. Ze waren bekommerd om aan de wettelijke
verplichting te voldoen en zich aan de priesters te tonen. Jezus had hen daartoe op weg gezet. Hij onderhield immers de wet, die
voorschreef dat melaatsen zich aan de priester zouden tonen. Dit liet hen toe opnieuw een plaats in
de gemeenschap te krijgen.
Wellicht voelde zich de Samaritaan niet te best in de
groep van de tien, nu zij bij de priester moesten gaan. Hij wist dat hij als vreemdeling niet
meetelde. Misschien hebben de negen
anderen onder elkaar discussie gehad of ze zouden terugkeren. Maar hoe gaat dit in een groep? Ze waren gehaast om als genezen mensen
terug in de maatschappij te keren.
Zo gaat het tot op onze dagen.
Er wordt meer gevraagd dan gedankt.
Er komen meer mails om hulp dan om een dank te verwoorden. In de vraag van Jezus naar de negen
anderen schuilt een stuk ontgoocheling.
Eén keerde terug, een vreemdeling, een Samaritaan. Lucas onderstreept dit gaarne. Hij heeft een boontje over voor de
Samaritanen. Met dit verhaal
bereidt hij ons voor op de goede ontvangst van Jezus bij de Samaritanen en de
niet?Joden. Hij getuigt daarvan in
de Handelingen. De negen melaatsen
die genazen en waarvan Jezus de afwezigheid betreurt, roepen ongetwijfeld voor
Lucas de onmogelijkheid op van de meerderheid van de Joden om Jezus te
erkennen.
De negen zijn gezuiverd en genezen; de tiende is genezen
en gered. De Samaritaan is degene
die in Jezus gelooft. Hij is de
enige die een band legt tussen genezing en godsdienst. Redding en heil omvatten meer dan
lichamelijke genezing. Prosper, een
dokter uit Kongo, gevormd in Leuven, sprak over drie stappen bij de geneeskunde:
?genezen soms, verlichten dikwijls, troosten altijd.? Achter de pijn kan het leven
oplichten.
We hebben om gezond te zijn nood aan aandacht en
waardering. ?Waar het in het
evangelie op aan komt, is niet de lichamelijke gezondheid, hoe belangrijk die
overigens ook is, maar de erkenning van Jezus en van zijn goddelijke
werkzaamheid? (H. Servotte, Lucas literair,. p.
107).
De negen melaatsen vervulden de wetsbepalingen; de tiende
bracht eer aan God. Hij voelde zich
door hem beschermd en opgenomen in een groter geheel. Zijn dankbaarheid hielp bij zijn
genezing en bracht hem heil. Hij
werd helemaal gezond. Het
eucharistisch hooggebed begint met een dankgebed, de prefatie. In elke eucharistie worden wij
opgeroepen om te danken. Wij horen
er de priester zeggen: ?Om heil en genezing te vinden zullen we U danken,
almachtige eeuwige God, altijd en overal.? Wie kan danken, legt krampachtigheid
af. Hij/zij is niet op zichzelf
gericht. Hij/zij herkent de bron,
waaruit het leven ontspringt.
Hij/zij looft het licht, dat elke mens richt en leidt. Om gered te worden moet je God eren en
danken en Jezus persoonlijk beminnen.
Heer als wij melaats van harte, tot U roepen uit de verte
en
Gij zegt: ?gaat heen, wordt rein?, laat ons als die ene
zijn.
Laat de dank in onze monden woorden vinden voor het
wonder.
Gecontroleerd op virussen en op inhoud door Sophos en MailMarshal
- (no other messages in thread)
Results generated by Tiger Technologies Web hosting using MHonArc.