tweeendertigste zondag A | <– Date –> <– Thread –> |
From: Antoine Rubbens (Antoine.Rubbens![]() |
|
Date: Sat, 29 Oct 2011 00:36:31 -0700 (PDT) |
Vanuit het geloof in Jezus, gestorven en opgestaan (1
Tess. 4,14) De
novembermaand zit er wellicht voor iets tussen dat wij deze maand Paulus drie
keer aan het woord horen met zijn boodschap over de.wederkomst van de Heer. Christus
zal voltooien wat bij zijn menswording is begonnen en wat is bekrachtigd in
zijn dood en verrijzenis. Het zal in volle heerlijkheid openbaar worden dat
hij is begin en einde, fundament en zin van gans de geschiedenis (Op. 1,8;
22,13). Wat
is onze toekomst? Zowel voor de dag van morgen als deze aan de overkant van
het graf? We zijn meer bezig met het hier en nu dan met het
‘hiernamaals’. “Daar hoor ik weinig over preken”,
zei Stan, die veel uitvaarten had bijgewoond. Lucien
was een jezuïet geliefd bij zijn studenten en in zijn gemeenschap. Hij was
gewaardeerd in zijn familie. Hij verdronk op een ochtend in zee. Een
schoonzus, die veel van hem hield, was geen christen en noemde zich ongelovig.
Na de dienst voor haar schoonbroer zei ze al wenend: “J’ai tout
perdu. Vous avez encore la foi, mais je n’ai plus rien”;“Ik
ben alles kwijt, jullie hebben nog jullie geloof.” Het epistel in de
begrafenis was toen ontleend aan de brief aan de Tessalonicenzen. Jarenlang
was dit de enige tekst voor de eerste lezing. We
stellen de vragen nu anders dan de Tessalonicenzen. Hun eerste vraag was niet
of er al of niet een verrijzenis en voortbestaan was maar of de overledenen uit
hun gemeenschap zouden betrokken zijn in de parousia, de wederkomst van de
Heer. De christenen in Tessalonica hoopten op de nabije wederkomst van
Christus. Paulus had hen die van bij de aanvang verkondigd (1 Tess. 1,9). Hij
was daar zelf, zoals velen in de jonge kerk, stellig van overtuigd. Het is een
punt waarop hij zich vergist heeft. De Heer laat op zich wachten. Zijn mensen
in Thessalonica dachten dat zij de komst in heerlijkheid van de Heer zouden
meemaken. Nu waren er in hun midden al mensen ontslapen. Dit stemde de
overblijvende ongerust. Hebben die voor niets geleefd? Paulus
valt niet omver van hun vraag. Hij blijft overtuigd dat de Heer komt en dat
allen er zullen bij zijn. De overledenen zijn niet achteruitgesteld. Zij
worden mee opgenomen bij de Heer. Het fundament, waarop Paulus steunt, is dat
Jezus gestorven is en weer opgestaan. De roeping van Paus is begonnen bij de
ontmoeting met de Verrezen Christus, die voor hem tevens de gekruisigde is. De
verrijzenis van Christus is voor hem het argument dat wij allen zullen
verrijzen. De dood en de verrijzenis behoren voor Paulus tot het geloofsgoed
dat hij in de traditie van de kerk heeft ontvangen. Dit herhaalt hij in latere
brieven, vooral in zijn schrijven aan de Korintiërs die vragen hadden over de
verrijzenis en de aard van het verrezen lichaam (1 Kor. 15). Een
aantal argumenten pleiten voor een leven over de dood. De Grieken spraken
graag over een onsterfelijke ziel. Onze verlangens zijn zo groot dat geen
eindigheid ze kan vervullen. Wat God vanuit zijn liefde heeft gegeven breekt
hij niet af. Al gaan we helemaal dood, dan zorgt God voor een herschepping. De
leer van de reïncarnatie bekoort een aantal mensen. Voor christenen geldt de
eenmaligheid van dit leven. Anderen zeggen ‘dood, amen en uit’.
Daar moet je mee leven. Zoek geen troost in het hiernamaals. Op internet is
een beschouwing te lezen van Herman de Coninck: “Troost werkt volgens
een eigenaardig mechanisme. De essentie ervan beluister ik in een gesprekje
dat ik ooit ergens diep in de Kempen mocht opvangen tussen een vader en een zoon,
allebei op de stoep voor hun huis gezeten. Na lang zwijgen zei de vader:
"jaja". Waarna vijf minuten stilte. Waarna de zoon peinzend:
"ja". Het is geen pessimisme, het is zeer zeker geen optimisme, het
is een melancholische waarheid en het berusten daarin. En daarna weer op stap
gaan. En die rust vind je niet dromend over hiernamaalsen, in aards
paradijsfantasieën, die rust of die troost vind je net in de ontkenning
daarvan, in de bevestiging dat ze niet bestaan. Rust vind je niet in de droom,
die maakt onrustig. Rust vind je in de verdrietige waarheid. Zo is het
nu eenmaal. Jaja.” Christelijke
troost is geen sussend woord of een valse berusting. Het is vertrouwen geven
aan God en dit vertrouwen aan elkaar uitspreken. Je gaat niet vooruit door te
zeggen dat er niets is. Troost is binnenlaten wat van God komt. Een
negentigjarige vrouw zei: “Als het waar is wat ze ons hebben geleerd,
dan moet ik niet vrezen. In ieder geval ontslapen we en dan weten we van niets.”
Niet elkeen bekijkt het zo sereen. Er zijn mensen die angst hebben o.a. wegens
de voorstellingen over de uitersten en door het beeld van een heel gestrenge
God. Predikanten konden er over spreken alsof ze er geweest waren. Kamiel had
tijdens de missie twee paters horen preken, de een over de hel, de andere over
het vagevuur. Kamiel zei naderhand dat hij de hel die pater Basiel had
beschreven, verkoos boven het vagevuur dat zijn confrater Gerard had
geschilderd. Dies irae, dies illa ! Paulus
waagt zich even aan een voorstelling van de wederkomst van de Heer. Hij ziet
hoe de stoet zich vormt. Het scenario is apocalyptisch en verwant aan
visioenen. Op grond van visioenen en fantasieën hebben mensen het
eindtijdscenario ingevuld en bevolkt. Marcella
was een mystieke ziel. Haar wereld was bevolkt met de engelen en haar geliefde
heiligen. Ook de satan had er een rol. Zij was overtuigd dat ze de Heer had
gezien in wit gewaad, die haar kwam halen. Paulus
bekijkt de toekomst niet met angst. Hij heeft de goede strijd gestreden (2
Tim. 4,7-8). Aan de christenen van het naburige Filippi zou hij later
schrijven dat leven voor hem Christus is en sterven winst (Fil. 1,21). Of we
leven of sterven aan Christus behoren we toe. “We zullen voor altijd
samen zijn bij de Heer” (1 Tess. 4,17). Zuster
Gerardine had een gemakkelijk te onthouden geboortedatum: 11.12.13. Ze hoopte
op de honderd, maar overleed op 13.11.2010. Gedurende veel jaren was ze
betrokken bij de zorg van auditief gehandicapten. “Wat zal de
toekomst zijn?”, vroeg ze bij elk bezoek en gaf zelf als antwoord dat
het daar in de hemel zo schoon zal zijn. “Wie zal ik er allemaal
terugzien?” Ze sprak als Léon Bloy die op de vraag hoe hij uitkeek
naar de eeuwigheid, antwoordde met “Une immense curiosité”;
“Met een grote nieuwsgierigheid”. Om
weg daarheen helpen ons beelden. Uit de bibliotheek van het Catechesehuis www.catechesehuis.be komt
dit gedicht van Hans Mudde met de titel Sterven Je ogen zien het varend schip voorgoed vertrokken van de ka kleiner en kleiner worden na tot enkel nog een vage stip verdwijnt achter de horizon, waarna een stem terzijde zegt: ‘keer je maar om, nu is het weg, je deed het laatste wat je kon.’ Maar is het weg? Vanuit het zicht van hier verdween die kleine boot, maar ginds vaart hij nog even groot als toen het anker werd gelicht en juist als hier klinkt: ‘laat ons gaan’ roept iemand aan de overkant al wijzend, wijzend met zijn hand: ‘daar komt hij aan, daar komt hij aan.’ Jezus
vaart mee met het schip. Wanneer het tijdens de overtocht stormt, zegt hij ons
niet te vrezen. Hij reikt ons de hand aan en trekt ons mee naar de overkant
(Mt. 14,22-33). met vriendelijke groet, Antoine Rubbens aalmoezenier PC Caritas Caritasstraat 76 9090 Melle tel. 09 210 68 57 Gecontroleerd op virussen en op inhoud door Sophos en MailMarshal Aandacht :
De informatie in dit bericht of in de
bijlagen ervan is enkel bedoeld voor de persoon of de entiteit tot wie het
bericht is gericht, en kan vertrouwelijke of persoonlijke zaken bevatten. Het
bekijken, doorzenden, verspreiden of ander gebruik van, of het actie ondernemen
vertrouwend of gebaseerd op deze informatie door andere personen of entiteiten
dan diegene voor wie ze bestemd was, is verboden. Als u dit bericht
verkeerdelijk hebt ontvangen, gelieve dan de afzender te contacteren en het
bericht van eender welk systeem te verwijderen, alsook eventuele kopies
ervan.
|
- (no other messages in thread)
Results generated by Tiger Technologies Web hosting using MHonArc.