30e zondag door het jaar A -
2014
Zusters en broeders,
Net zoals de voorbije weken willen Jezus’ vijanden Hem vandaag weer te pakken krijgen. Erg knap zijn ze blijkbaar niet, want anders hadden ze
allang geweten dat dit toch niet lukt. Dat is vandaag niet anders, hoewel hun vraag naar het voornaamste gebod in de Wet niet niets is. Die Wet telt
immers niet minder dan 248 geboden en 365 verboden. Daaruit komt dus het antwoord van Jezus. Wanneer Hij zegt: ‘Gij zult de Heer uw God
beminnen met heel uw hart, heel uw ziel en heel uw verstand’, dan komt dat uit het oudtestamentische boek Deuteronomium, en wat Hij daaraan
toevoegt: ‘Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf’, komt uit het oudtestamentische boek Leviticus. Toch breng Jezus een indrukwekkende
vernieuwing: het ene gebod noemt Hij het belangrijkste en het eerste gebod, het tweede is daaraan gelijkwaardig, en van die twee geboden zijn alle
andere geboden en verboden afgeleid.
Daarmee kennen we dus de kern, de basis van ons geloof: dat is ‘houden van’, en dat speelt zich af binnen een driehoeksverhouding: God,
onze naaste en onszelf. Geen van die drie hoekpunten mag verwaarloosd worden, want anders valt de driehoek in elkaar. Het is dus onmogelijk wel van
God, maar niet van je naaste te houden. Of jezelf te haten, en toch van God en je naaste te houden. Nee, houden van is een werkwoord dat naar de drie
richtingen uitgaat.
En houden van doe je met heel je hart, zegt Jezus, en daarmee bedoelt Hij dat je het in alle omstandigheden doet, goede zowel als minder goede. Je
doet het ook met heel je verstand. Je weegt dus alles af, en je gaat de uitdagingen niet uit de weg. Je doet het ook met heel je ziel, want houden van
is geen uitwendige oppervlakkigheid, maar treft ons hele leven, ons denken, ons voelen, ons zijn.
‘Bemin de Heer uw God’, zegt Jezus, maar wie is God? Waaraan denken we als we ‘God’ zeggen? Is Hij een alles overheersende
kracht? Is Hij een afstandelijk begrip? Of is Hij een persoon, een vader en een moeder? Wat, wie is God? En kunnen we houden van iets of iemand waar
we ons niets kunnen bij voorstellen? Zoals altijd vinden we het antwoord op zulke vragen bij Jezus. Hijzelf is God en Hij is als mens onder de mensen
gekomen. Maar Hij blijft God, en Hij is tegelijk het zichtbare teken dat de mens geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis. Als we dus leven naar
zijn woorden en daden, dan wordt onze liefde voor God zichtbaar in onze liefde voor de mens.
En we weten: van God houden is niet moeilijk als het niet tegen onszelf ingaat, en als het niet uitdaagt. Maar is het even makkelijk als alles
tegenzit? Als we van de ene ellende in de andere terechtkomen? Waar blijft de God dan van wie we houden? En is het altijd even eenvoudig en
vanzelfsprekend om van onze naaste te houden? Jezus zegt: Heb je vijanden lief, maar lukt dat zomaar? Kunnen we houden van mensen die ons treffen
wanneer ze dat kunnen? Kunnen we houden van misdadigers, van mensen die niets goeds voor hebben, van mensen die, zoals moslimextremisten
vandaag, moorden, verkrachten, plunderen, vernietigen en ga maar door? Of is het zo dat we pas van onze naaste kunnen houden als we het beeld van God
in hem of haar kunnen zien?
Zusters en broeders, Jezus heeft maar één gebod, en dat is houden van God, van onze naasten en van onszelf. Wellicht vinden we dat
niet altijd even makkelijk en even vanzelfsprekend. Maar laten we nooit vergeten dat dit het eerste en enige gebod is, en dat alle andere geboden
daarmee samenhangen of ervan afgeleid zijn. En laten we ons spiegelen aan Jezus. Zoals hij kon bidden tot zijn Vader, en zoals Hij ons is komen
voorleven hoe we als mens naar dat ene gebod kunnen leven. Niet oordelen en zeker niet veroordelen, maar de weg gaan die Hij ons is voorgegaan, hoe
moeilijk die soms ook kan zijn. Dat was voor Jezus zelf niet anders, maar Hij bleef ‘houden van’. Laten ook wij dat proberen, want allen
zijn we geschapen naar Gods, naar Jezus’ beeld en gelijkenis. Amen.
Download dit
document in Word-formaat