7e zondag in de paastijd B -
2015
Zusters en broeders,
Jezus is ten hemel opgevaren, en Hij heeft zijn apostelen opgedragen in heel de wereld van Hem te getuigen. Nu zijn ze pas terug in het
bovenvertrek waar Jezus na zijn verrijzenis aan hen verschenen is, en Petrus neemt een belangrijk initiatief: de verrader Judas moet vervangen worden
door iemand die de voorbije jaren ook al een volgeling van Jezus was. Petrus aarzelt dus niet, maar hij dringt zijn wil niet op. En zoals altijd
kunnen we iets leren uit zo’n Bijbels verhaal. Ook bij ons komt het voor dat mensen niet meer kunnen meewerken in de parochie, in de federatie
of in een parochiale vereniging. Het zijn geen judassen, maar goede en bekwame mensen die zich jarenlang hebben ingezet, en door omstandigheden
gaat dat niet meer. En wat zegt Petrus, en wat zeggen ook de andere apostelen? Dat de groep daardoor niet mag wegsmelten, dat mensen dus moeten
vervangen worden. Er zijn immers zoveel mensen van goede wil die zich oprecht willen inzetten voor het Rijk van God.
Het is een bezorgdheid die de apostelen van Jezus hebben overgenomen, en die heel sterk tot uiting komt in het evangelie. Dat is een stukje uit de
afscheidsrede van Jezus op het Laatste Avondmaal. Wellicht vinden we dat een merkwaardige keuze: immers, waarom terugkeren naar het Laatste Avondmaal
als we ondertussen Jezus’ verrijzenis al gevierd hebben? Maar het is een goede keuze, die heel nauw aansluit bij Jezus’ woorden bij zijn
hemelvaart. Je zou die afscheidsrede zelfs als zijn testament kunnen beschouwen. Hij bidt daarin dat zijn Vader zijn apostelen zou beschermen, want
‘zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben,’ zegt Hij. Misschien wekken die woorden de indruk dat Jezus, dat God niet
van de wereld houdt, want Hij is niet van de wereld. Maar als dat zo is, als God inderdaad niet van de wereld houdt, is die wereld dan een totaal
mislukte schepping?
Nee, dat is de wereld zeker niet. Wat Jezus bedoelt, horen we wanneer Hij later op de avond voor Pilatus gesleept wordt. ‘Ben jij de koning
van de Joden’, vraagt die Hem, en Jezus antwoordt: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als het er wél bij hoorde, zouden
mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat Ik uitgeleverd werd.’
Zijn koningschap is niet van deze wereld: dat is dus wat Hij bedoelt wanneer Hij zegt dat Hij niet van deze wereld is. Want het wereldlijke
koningschap steunt op macht, op inzetten van de troepen, op uitbreiden van het rijk, op heersen. We zien het in het verleden, we zien het in de
oorlogen van gisteren en in die van vandaag in het Midden-Oosten en in verschillende Afrikaanse landen: het gaat alleen om macht, om overheersing, om
onderdrukking, om grenzeloze wreedheid. Nee, tot die wereld behoort Jezus niet, en mogen ook zijn apostelen niet behoren.
Dat is niet altijd vanzelfsprekend zijn, want macht trekt aan, en veel macht trekt nog meer aan. Jezus weet dat dit een gevaar is voor de toekomst
van zijn Kerk, en daarom bidt Hij tot zijn Vader: ‘Dat ze één mogen zijn, zoals wij één zijn.’ Dat ze niet
zoeken naar macht, veel meer macht dan anderen, maar dat ze één zijn en één blijven, in zijn Naam: dat is zijn diepste
wens. En dat zijn Vader hen zou beschermen tegen het kwaad. Het kwaad van machtswellust, van heerszucht, van strijd, van oorlog. ‘Heilig hen
door de waarheid’, bidt Jezus. En die waarheid, dat is het woord van God, en dus ook het woord van Jezus. En dat woord is: Bemin God boven al,
en uw naaste gelijk uzelf. En Jezus besluit: ‘Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt, zo zend Ik hen in de wereld.’ We weten waarvoor
Hij hen zendt: om het Koninkrijk van God te uit te dragen, en dat is het Koninkrijk van liefde, vrede en gerechtigheid.
Zusters en broeders, zo luidt het testament van Jezus, en de boodschap van dat testament geldt niet alleen voor zijn apostelen, maar ook voor ons.
Laten we dus leven in zijn eenheid, en in zijn waarheid, en laten ook wij bijdragen tot zijn Koninkrijk. Amen.
Download dit document
in Word-formaat