Zusters en broeders,
Wij mensen verwachten veel van het leven. Verwachtingen in verband met geluk, liefde en gezondheid, maar ook in verband met bezit, ontspanning,
klimaat, en ga maar door met nog zoveel andere dingen: we hopen, we verwachten dat ze in overvloed op ons afkomen, zodat ons leven een tijdloos
aaneenrijgen wordt van geluk. Geluk zonder pijn en verdriet, geluk van alleen maar geluk. Dat verwachten we voor onszelf, en van de leden van ons
gezin, onze familie, onze buren, ons werk, onze gemeenschap, kortom, van iedereen met wie we omgaan, verwachten we dat hij en zij daaraan zullen
meewerken. In ruil daarvoor gunnen we dat ook zij alleen maar geluk kennen.
Maar tegen al die verwachting en al die hoop in, weten we dat de werkelijkheid er helemaal anders uitziet, en dat tijdloos geluk niet bestaat. De
werkelijkheid van ziekte van onszelf, in ons gezin, in onze familie, van vrienden en kennissen. De werkelijkheid van onvrede op het werk, in de
politiek en in de maatschappij. De werkelijkheid van de bedreigde aarde. De werkelijkheid dat liefde en geluk ver te zoeken zijn in de moordpartijen
in Parijs, en in de oorlogen in Syrië, Irak, Afghanistan, Mali en nog zoveel andere landen. Dat is de werkelijkheid die elke dag op ons afkomt,
en waarin ontelbaar veel mensen direct moeten leven. Mensen die nochtans evenveel verwachtingen van het leven hadden en hebben als andere mensen, die
veel meer kansen kregen om het goed te hebben.
In zo’n harde wereld en in zo’n harde tijd leefde ook de profeet Micha die we in de eerste lezing hoorden. Israël was veroverd
door de Assyriërs, en werd geteisterd door uitbuiting, verdeeldheid en ballingschap. Niet anders is de wereld en de tijd van Maria en Elisabeth
in het evangelie. Israël is nu veroverd door de Romeinen, en wordt geteisterd door onderdrukking en uitbuiting, en door wrede heersers als
Pontius Pilatus en Herodes. Tegen die hardheid in kondigt de profeet Micha een redder aan. Hij zal de macht in handen nemen, niet omdat hij uit is op
macht en vertoon, maar omdat hij het volk zal beschermen door de kracht van de Heer. Hij zal geen heerser zijn die dwingt en uitbuit, maar een vorst
van vrede. Dat is het geloof dat Micha uitdraagt aan zijn tijdgenoten. Dat is ook het geloof waardoor Elisabeth en Maria Gods aanwezigheid voelen in
hun leven. En God is niet aanwezig omdat ze belangrijk en machtig zijn, maar omdat ze nederig zijn van hart. ‘Waaraan heb ik het te danken dat
de moeder van de Heer naar mij toekomt?’ vraagt Elisabeth vol nederigheid.
Dat is een vraag die ook wij kunnen stellen: Waaraan hebben wij het te danken dat God naar ons toekomt? Verdienen wij dat wel? Het is een vraag
waarop maar één antwoord is, en dat is dat God zijn schepping nooit in de steek laat. Zozeer heeft Hij de wereld liefgehad dat Hij zijn
eengeboren Zoon heeft gezonden om ons een leven vol liefde en vrede voor te leven. Leven wij in dat geloof, of hopen en verwachten wij alleen maar
voor onszelf niets anders dan voorspoed, gezondheid en zoveel andere dingen waarvan we weten dat ze niet tijdloos zijn?
Zusters en broeders, het is advent, en dat is de tijd van het verlangen naar de geboorte van Jezus in ons midden. De tijd ook van Welzijnszorg, met
meer aandacht voor onze medemensen in nood. En ook de tijd van de adventskrans, met zijn groene takken en zijn rode kaarsen. Rood als symbool van de
liefde die zin geeft aan het leven. En groen van takken die niet vergaan in de winter, zoals Gods aanwezigheid onder ons niet vergaat, ondanks de
onzekerheid, de leegte in doen en denken, de schijnbare vruchteloosheid van het zoeken naar vrede, naar liefde, naar geluk voor alle mensen.
Nog enkele dagen en we vieren de komst van Jezus, van God in ons midden. Laat dit onze hoop en onze verwachting zijn: dat Hij midden onder ons zal
wonen, in heel ons doen en denken, zodat onze hoop en onze verwachting naar een leven van liefde en vreugde sterker moge worden. Amen.
Download dit document in Word-formaat