Zusters en broeders,
Zoals zo dikwijls moeten wij ons zowel bij de eerste lezing als bij het evangelie afvragen wie wij zijn in die verhalen, en op wie wij wel en niet
willen lijken.
Zijn wij zoals koning David in de eerste lezing? Hij heeft op een vreselijke wijze zijn macht misbruikt om de vrouw van een van zijn soldaten tot
de zijne te kunnen maken. Wanneer God hem daar bij monde van de profeet Natan streng op wijst, toont hij oprecht berouw. ‘Ik heb tegen de Heer
gezondigd’, zegt hij. Moeten wij dat soms ook bekennen? Het gaat daarbij niet alleen over het vreselijke machtsmisbruik en het overspel van
David, maar over alle geboden van de Heer onze God. Het zou dus goed zijn dat we ons geregeld afvragen of we wel zuiver in onze schoenen staan als het
zijn geboden aankomt. Of we echt van God houden. Meer dan we van onszelf, van ons bezit en van onze goestingetjes. Of we berouw hebben wanneer we iets
verkeerds gedaan hebben. Oprecht berouw, met de diepgemeende belofte dat we die fout niet meer zullen maken. De fout in ons gedrag tegen God en tegen
onze medemensen. De fout dat we ons niet echt inspannen om in woord en daad altijd eerlijk, hulpvaardig en zuiver van hart te zijn. De fout dat
we soms liever een scheve schaats rijden, en dat we dingen doen en denken die we niet durven of willen vertellen aan onze ouders, onze partner, onze
kinderen en kleinkinderen. Aan niemand, ook niet aan God.
Of spiegelen we ons in dat opzicht toch maar aan de vrouw uit het evangelie? Ze wordt niet bij naam genoemd, maar de hele stad weet dat ze een
zondares is. Het is trouwens opmerkelijk dat het altijd vrouwen zijn die als zondig vermeld worden: de overspelige vrouw, de Samaritaanse vrouw,
vandaag de zondares uit Kafarnaüm. Net of de mannen in die tijd allemaal brave engeltjes waren die nooit iets fout deden. Of misschien waren ze
zoals David. Die moet er door de profeet op gewezen worden dat hij zondig is, want zelf beseft hij het niet. Of wil hij niet beseffen. Die vrouw
echter moet niet op haar zondigheid gewezen worden. Ze beseft het, en heeft er onuitsprekelijk veel spijt van. We weten niet wat ze verkeerd heeft
gedaan, maar blijkbaar heeft ze al ervaren dat God haar vergeven heeft. Vandaar dat ze Jezus zo liefdevol, zo vol dank behandelt. Vandaar ook dat
Jezus zegt: ‘Uw zonden zijn u vergeven’, en ze zijn haar vergeven door haar geloof in God de Heer. ‘Uw geloof heeft u gered. Ga in
vrede’, voegt Jezus er uitdrukkelijk aan toe.
Zijn wij zoals die vrouw, dus bewust van onze tekorten? Haar optreden is zonder meer ontroerend. Met haar tranen besprenkelt ze Jezus’
voeten, ze droogt ze af met haar haar, ze kust ze keer op keer en zalft ze met balsem. Zo dankbaar is ze dat haar zondigheid vergeven is dat ze
het niet onder woorden kan brengen. Kunnen ook wij zo berouwvol zijn, en zo vol liefde voor God, voor Jezus, en ook voor elkaar? Wij die allen
kinderen zijn van dezelfde Vader, wij met onze deugden, maar ook met onze gebreken.
Of lijken wij misschien op die farizeeër? Hij heeft Jezus op een maaltijd uitgenodigd, dus is hij Hem niet vijandig gezind. Maar als man van
de wet kan hij niet begrijpen dat Jezus die vrouw niet afwijst. Ze is immers een zondares, en met zo iemand wil je niets te maken hebben. Hoe kan
Jezus zich dan zelfs door haar laten aanraken?
Zusters en broeders, zoals altijd is Jezus ons absoluut na te volgen voorbeeld. Hij staat open voor alle mensen. Voor rijk en arm, voor oud en
jong, voor zondaars en voor vrome mensen, voor mannen en voor vrouwen. In het jodendom van die tijd van dat laatste trouwens allesbehalve
vanzelfsprekend. Vrouwen waren minderwaardig, ze hadden geen rechten, alleen maar plichten. En in het openbaar mochten ze geen man aanspreken, laat
staan dat ze hem mochten aanraken. Maar Jezus trekt een streep tegen deze wetmatigheid en deze ongelijkheid. Voor hem zijn alle mensen gelijkwaardig,
en Hij helpt iedereen die in nood is, ook als dat een vrouw is. Laten we ons dus spiegelen aan zijn goedheid, en laten we ons ook spiegelen aan die
vrouw die zich bewust is van haar fouten, die daar enorm veel spijt van heeft, en die op God, op Jezus vertrouwt dat Hij haar in zijn goedheid zal
vergeven. Moge Hij ook onze tekorten vergeven, en mogen we daar ook zo dankbaar om zijn. Amen.
Download dit document in Word-formaat