Zusters en broeders,
Op Ons Heer Hemelvaart nemen we afscheid van Jezus. Dat horen we zowel in de eerste lezing als in het evangelie. Maar afscheid nemen is niet
hetzelfde als achter laten of alleen laten. Dat weten velen onder ons uit eigen ervaring, omdat we afscheid hebben moeten nemen van een geliefde,
dikwijls ook van meer dan één geliefde. Lichamelijke aanwezigheid is er niet meer, en dat is heel pijnlijk. Geen gelegenheid meer tot
een hartelijk gesprek, een lach, een kus, een knuffel. Niet meer samen zijn. En toch is er geen afwezigheid, want de geliefde blijft aanwezig in ons
gemis, in ons verdriet, in onze herinneringen, in onze gesprekken met anderen, in de bloemetjes bij de foto en aan het graf.
Wellicht hebben de apostelen dezelfde gevoelens: dat Jezus afscheid heeft genomen, maar dat Hij hen niet verlaten heeft. Ze klagen en zagen dus
niet dat Hij niet meer lichamelijk aanwezig is, en dat Hij hun toch de opdracht heeft gegeven ‘alle volkeren tot zijn leerlingen te maken, hen
te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hen alles te leren onderhouden wat Ik u bevolen heeft.’ En Hij doet daarbij
een heel diepgaande belofte: ‘Zie, Ik ben met u, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld’, zegt Hij.
Maar als Jezus altijd bij zijn apostelen is, is Hij ook altijd bij ons. Hij is bij ons in onze liefde, in onze inzet voor het goede, in onze
pogingen om te leven naar zijn enige gebod: ‘Bemin God bovenal en bemin uw naaste zoals uzelf.’ Hij is bij ons op elke weg die wij gaan,
en altijd opnieuw wijst Hij ons daarbij de goede weg aan. Hij is bij ons in het geluk en de vreugde die we kennen, maar ook in de pijn en het verdriet
dat Hij deelt met ons.
En Hij is ook bij ons in ons doen en denken. In onze streven om het goede te doen. Om op te komen voor mensen in nood. Om niet te oordelen en niet
te veroordelen. Om aandacht te hebben voor anderen. Om niet alleen aan onszelf te denken en voor onszelf te zorgen. Om te proberen leven naar zijn
woorden en daden.
En Hij is natuurlijk ook bij ons in de eucharistie, in de communie en in ons bidden en zingen. Zoals Hij ook uitdrukkelijk aanwezig is in de
lezingen die we horen en in de wegen die Hij aanwijst in het evangelie. Telkens opnieuw laat Hij ons daar zien dat Hij er is voor alle mensen, voor
rijk en arm, voor ziek en gezond, voor man en vrouw. En Hij laat ons ook zien dat Hij geen eisen stelt, niet oordeelt en veroordeelt, maar helpt en
bevrijdt.
En Hij is ook bij ons in de sacramenten. In het doopsel dat ons opneemt in zijn gemeenschap. In het vormsel dat ons zijn Geest zendt, in de heilige
communie waartoe we straks uitgenodigd worden, en in alle sacramenten die we ontvangen.
Zusters en broeders, Jezus’ hemelvaart is meer dan een afscheid zonder ons alleen te laten. Het is ook een herinnering aan de opdracht die
Hij ons heeft gegeven. Hij roept ons daarbij op dat we getuigen zouden zijn van zijn Geest, en dat is zijn Geest van geloof, van hoop, van liefde, van
vrede en gerechtigheid. Maar zijn hemelvaart is ook een diepgaande belofte, want als Jezus, die als mens onder de mensen heeft geleefd, verrezen is en
ten hemel is opgegaan, zullen ook wij verrijzen en ten hemel opgaan, door te leven naar zijn Geest. Moge zijn hemelvaart ons dus sterken in ons geloof
en in onze inzet voor zijn opdracht. Amen.
Download dit document in Word-formaat