‘Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?’
Zusters en broeders, ‘de Mensenzoon’ noemt Jezus zichzelf, maar wie is Hij voor de mensen en hoe noemen ze Hem, vraagt Hij aan
zijn leerlingen. Dat is een heel menselijke vraag, want iedereen wil herkend en erkend worden als de persoon die hij of zij is. Misschien heeft
ieder van ons het al meer dan eens als kwetsend ervaren dat iemand die ons echt zou moeten kennen, ons níet herkent, en ook onze naam niet
kent.
Dat niet erkend of herkend worden is en was echter de werkelijkheid voor velen. In de naziconcentratiekampen kregen de gevangenen een nummer in hun
arm gebrand. Ze waren dus geen mens meer met een naam, maar een nummer. Vandaag is het in sommige gevangenissen en instellingen niet anders. Maar het
kan ook veel verder gaan dan dat: je kan ook niemand zijn, zelfs geen nummer meer, zoals in landen als Noord-Korea, Turkije, Venezuela, en
zoveel andere landen waar democratie en mensenrechten niets meer dan los zand zijn.
In het evangelie horen we hoe belangrijk een naam is. ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben’, vraagt Jezus, en zelf noemt Hij Petrus de
steenrots waarop Hij zijn Kerk zal bouwen. Hij zegt dat niet alleen tegen Petrus, maar ook tegen ons. Ook wij zijn geroepen om een steenrots te zijn
waarop Jezus zijn Kerk kan op- en uitbouwen. Onze bouwkracht daarbij is niet macht en eigenbelang, maar dienstbaarheid, hulp aan elkaar, hulp aan
anderen, zeker aan mensen in nood. Dat zijn de sleutels van het Rijk der hemelen die Petrus krijgt, en die ook wij krijgen. Want het Rijk der
hemelen is niet de hemel na de dood, maar de wereld waarin we leven. Een wereld die we moeten helpen uitbouwen tot een Rijk van liefde en vrede. Allen
zijn we sleuteldragers van dat Rijk. Wij dragen de sleutels van geluk, van vrede en van vreugde in onze handen. Van ons gezin, van onze kinderen en
kleinkinderen, van onze ouders, van onze familie. Maar ook van onze buren, onze collega’s op het werk, van de mensen voor wie wij werken of die
voor ons werken. Van al onze medemensen, dichtbij maar ook veraf.
Brengen we daar iets van terecht? Zijn we inderdaad een steenrots waarop Jezus zijn Kerk, waarop God de Heer zijn Rijk der hemelen kan bouwen? Zijn
we goede en oprechte sleuteldragers? We moeten ons daar echt voor inspannen, want wat wij binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat
we ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn. Met andere woorden: hoe meer wij ons inzetten om Gods Koninkrijk van liefde en vrede te
helpen uitbouwen, hoe meer dat Rijk zijn weg naar God zal vinden. God die liefde is en vrede. Maar als wij er niets van terechtbrengen, zal niets of
niemand gebonden zijn aan dat heerlijke Rijk, en zal ook niemand de weg naar Gods Koninkrijk kunnen gaan.
Zusters en broeders, we leven in een wereld die niet beter lijkt te worden. Bijna overal zijn er groeiende spanningen tussen rassen en standen,
rijk en arm, machtig en machteloos. Moslimterrorisme, uitbuiting, onderdrukking zijn dagelijkse kost geworden. Tegelijk zien we dat onze Kerk,
zeker in West-Europa, elke dag kleiner en ouder lijkt te worden, zonder uitzicht op toekomst. Misschien ontmoedigt ons dat allemaal, maar we mogen
daar niet aan toegeven. We moeten steenrotsen blijven waarop Jezus zijn Kerk van dienstbaarheid kan bouwen, we moeten sleuteldragers blijven van Gods
Rijk van liefde en vrede op aarde. En als we dat niet goed doen, erger nog, als we daar niets van terechtbrengen, dan zijn we niet beter af dan
tempeloverste Shebna in de eerste lezing: hij wordt uit zijn ambt ontzet, en de tempelsleutel wordt hem afgenomen. Laten we ons dus inspannen om dat
niet te moeten ondergaan. Laten we stevige steenrotsen en betrouwbare sleuteldragers zijn van Jezus’ Kerk en van Gods Rijk der hemelen. Het Rijk
van liefde en vrede op aarde. Amen.
Download dit document in Word-formaat