- Eerste lezing: Jesaja 66, 18-21
- Evangelie: Lucas 13, 22-30
‘Heer, zijn het er weinig die gered worden?’
Zusters en broeders, het is een vraag die we ons wellicht allemaal stellen: Zal ik gered worden van wat me tegenzit? Zal ik niet ongeneeslijk ziek
worden? Zal ik geen ongeval hebben? Zal ik mijn werk niet verliezen? Zal mijn wedde, mijn pensioen op tijd betaald worden? Tientallen vragen
over dingen die ons zouden kunnen treffen. Vragen die niet direct samenhangen met de vraag die aan Jezus gesteld wordt, want die gaat over het laatste
oordeel, maar toch vragen die ons bezighouden, en waar Jezus zelfs een antwoord op geeft, want Hij zegt: ‘Span u tot het uiterste in om door de
nauwe deur binnen te komen, want Ik zeg u: velen zullen proberen binnen te komen, maar zij zullen daar niet in slagen.’
Wat je ook doet, span je in, zegt Jezus dus. Zorg ervoor dat je door de nauwe deur binnengeraakt. De deur die de deur is van het Koninkrijk van God
dat leidt naar een wereld van liefde en vrede. Let er dus op dat je niet te dik wordt van egoïsme en van machts- en bezitsdrang, want dan kan je
niet meer door die nauwe deur. Maar ook als je op je lijn let, als je dus niet te dik wordt van egoïsme, machts- en bezitsdrang, kom je niet
zomaar door die deur. Je moet er immers iets voor doen, anders lukt het niet.
Misschien denken we nu: Maar ik doe er iets voor, want ik ga elke zondag naar de mis. Ik brand een kaarsje in elke kerk die ik binnenkom. Ik bid
soms. Ik ben al op bedevaart geweest. Ik doe dus zeker genoeg om door die deur te geraken. Dat dachten de tijdgenoten van Jezus ook. Zij zegden:
‘We hebben samen met u geleefd en we hebben naar U geluisterd.’ Maar Jezus zegt: ‘Gij hebt wel naar Mij geluisterd, maar daar bleef
het ook bij.’ Wel woorden, maar geen daden, zouden wij nu zeggen.
We moeten er dus voor opletten dat dat ook niet van ons gezegd kan worden. Onze wekelijkse mis, enkele kaarsjes, een paar Onze Vaders en
Weesgegroetjes, en misschien zelfs enkele bedevaarten zijn onvoldoende. Daarmee krijgen we de deur van het Koninkrijk van God nooit open, ook niet als
we er hard op kloppen. Wellicht hebben we dat al meer dan eens meegemaakt: we willen ergens naartoe met de trein, maar voor onze neus klappen de
deuren toe. We mogen erop kloppen zo hard als we willen, ze gaan niet meer open. Dat is erg, en het wordt nog erger als het onze eigen schuld is. We
konden niet uit ons bed, we zijn te laat vertrokken, we hebben te lang staan babbelen ... en voor onze ogen vertrekt de trein. Span je tot het
uiterste in, zegt Jezus, want anders gaat die nauwe deur van het Koninkrijk van God ook niet open.
Ze gaat immers pas open als we leven naar dat ene gebod van Jezus: Bemin God bovenal, en uw naaste gelijk uzelf. Dat houdt in dat we meer moeten
doen dan die wekelijkse mis, die kaarsjes, dit gebedjes en die bedevaart. We moeten ook meeleven, meevoelen en meedenken met onze naasten. We moeten
verzoenen waar onenigheid is en strijd. We moeten opnemen wie uitgesloten wordt. We moeten er dus echt zijn voor God, voor onszelf en voor elkaar. Dat
is bijlange niet altijd gemakkelijk, maar alleen als we dat doen, zullen we de trein naar het Koninkrijk van God niet missen, het Rijk van Liefde en
vrede.
Zusters en broeders, op het einde van het evangelie zegt Jezus: ‘Er zijn laatsten die eersten en eersten die laatsten zullen zijn.’ Hij
zegt dat niet alleen tegen zijn tijdgenoten, Hij zegt dat tegen alle mensen ‘die komen uit het oosten en het westen, uit het noorden en het
zuiden.’ Met andere woorden: Hij zegt het tegen iedereen. Net zoals God de Heer het in de eerste lezing zegt: ‘Ik ga alle volkeren en alle
talen bijeenroepen, en zij zullen komen en mijn glorie aanschouwen.’ Zijn glorie van zijn Koninkrijk van liefde en vrede, waartoe wij geroepen
worden om het mee op te bouwen. Laten we dus ons inspannen om die laatsten te zijn die de eersten worden, want dan geraken we wel door die smalle deur
van dat Koninkrijk van God, en dat is best een leuk vooruitzicht. Amen.
Download dit
document