- Eerste lezing: Exodus 16, 2-4.12-15
- Evangelie: Exodus 16, 2-4.12-15
Zusters en broeders,
Zoals wel meer het geval is, zouden de verhalen die we hoorden in de lezingen zich vandaag kunnen afspelen. De eerste lezing gaat over zagen en
klagen, het evangelie over voorwaardelijk geloof.
Neem het gezaag en geklaag in de eerste lezing. De Israëlieten zijn bevrijd uit de Egyptische slavernij, en ze kunnen terugkeren naar hun
vaderland, hun vrijheid, hun eigen leven. Die zekerheid hebben ze, maar omdat ze niet onmiddellijk eten en drinken vinden, verkiezen ze de slavernij
van Egypte boven de verworden vrijheid, want in Egypte vinden ze eten en drinken in overvloed.
En dat is heel herkenbaar. Want ook wij minimaliseren vaak wat we allemaal gekregen hebben, om te zagen en te klagen over wat we niet gekregen
hebben.. Dat we niet moeten klagen over onze gezondheid, dat we niet doodarm zijn, dat we een dak boven het hoofd hebben, dat we meestal kunnen
genieten van een aangenaam leven, van vriendschap en ontspanning vinden we allemaal heel gewoon en heel vanzelfsprekend, en niet de moeite waard om er
tevreden en zelfs gelukkig om te zijn. Nee, we blijven hangen bij wat wij niet hebben en de buren of de familie wel: dat veel groter huis, die
mooiere auto, die ontspannende reis, die gezondheid en nog zoveel meer wat we absoluut moeten hebben om ons tevreden en gelukkig te voelen.
En toch is zagen en klagen dikwijls begrijpelijk, want er zijn spijtig genoeg veel zaken waar we ongelukkig door worden. De oorlog in
Oekraïne, Gaza en Soedan, de klimaatverandering, overstromingen en tornado’s, de groeiende eenzaamheid, de ziekte die maar niet wil
genezen, de vele jongeren zonder houvast door hun verslaving aan drugs en de sociale media: het grijpt ons allemaal aan, en vaak maakt het ons ook
moedeloos.
Misschien zijn dat ook de gevoelens van de tijdgenoten van Jezus. Ook zij hebben hun wensen en verlangens, maar of die ook ingevuld worden is een
andere zaak. Hij land wordt immers bezet door de Romeinen, en hun eigen leiders hebben weinig tot zelfs geen aandacht voor hun vragen en hun
problemen. Ze zijn als schapen zonder herder, zegt Jezus, en Hij brengt hun zijn boodschap van liefde, vrede en vreugde, en wanneer ze honger lijden
zorgt Hij voor de broodvermenigvuldiging. Maar nadien begint Hij een lang gesprek met hen, waarin Hij zegt: ‘Ik ben het brood dat leven geeft.
Wie bij Mij komt, zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.’ Het is dus heel begrijpelijk dat zijn
toehoorders vragen dat Hij hun dat brood zou geven, en wellicht is het ook begrijpelijk dat ze zeggen dat ze pas in Hem zullen geloven als Hij zo een
wonder verricht. De broodvermenigvuldiging, ja, die hebben ze meegemaakt, maar die was eenmalig. Wat zij willen is dagelijkse hulp, en geen grote
woorden die ze toch niet verstaan. Want het moet toegegeven worden: het is niet echt eenvoudig wat Jezus zegt.
Zusters en broeders, tegen ons zegt Jezus dezelfde woorden als tegen zijn tijdgenoten, maar wij verstaan ze wel. We weten wat het brood van het
leven is: dat is leven in het spoor van Jezus. Dat is houden van God, van onszelf en van onze medemensen. Dat is liefde, vrede en vreugde beleven en
uitzaaien. Dat is leven naar Jezus’ woorden en daden. En net als zijn tijdgenoten hebben we het daar soms moeilijk mee, hebben we geen zin om
van onze medemensen te houden, willen we eens ons eigen leven leiden, ook al brengt ons dat niet altijd rust en vrede. En zoals zijn tijdgenoten
letterlijk verlangen naar het brood en de drank die hun honger en dorst voor altijd zullen stillen, verlangen wij naar Gods hulp in alle denkbare nood
en in alle omstandigheden, al was het maar dat God ons eens de zes van de Lotto moet laten winnen. Maar dat heeft natuurlijk niets met geloof te
maken. Dat is geloof onder voorwaarden, zoals de tijdgenoten Jezus. Laten we ons dus echt inspannen om ons leven op Jezus, op God te richten, want Hij
is en blijft het brood dat leven geeft in liefde, vrede en vreugde. Amen.
Download dit document