- Eerste lezing: Handelingen 7, 55-60
- Evangelie: Johannes 17, 20-26
Zusters en broeders,
In de eerste lezing hoorden we hoe Stefanus de eerste martelaar van het christendom werd. Hij was een van de zeven diakens die de apostelen hadden
aangesteld om te zorgen voor hulp aan de weduwen, maar hij was ook een vurige verkondiger van Jezus’ Blijde Boodschap. Dat werd hem door de
Joodse machthebbers niet in dank aangenomen, want ze zagen dat als een aanval op de wet van Mozes. Dus werd Stefanus ter dood veroordeeld, buiten de
stad gesleept, en dood gestenigd.
Opvallend is de gelijkenis met wat Jezus onderging. Ook Hij werd ter dood veroordeeld omdat Hij zogezegd tegen de wet van Mozes inging. Ook Hij
moest de stad uit, niet om Hem te stenigen, maar te kruisigen. En waar Jezus in zijn doodsstrijd bidt tot zijn Vader in de hemel, ziet Stefanus Hem
‘staan aan Gods rechterhand’. Jezus bidt voor zijn moordenaars: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen’, en
Stefanus bidt: ‘Heer, reken hun deze zonde niet aan.’ Bij zijn dood bidt Jezus: ‘Vader, in uw handen leg ik mijn geest’, en
Stefanus bidt: ‘Heer Jezus, ontvang mijn geest.’
De gelijkenis met Jezus kan dus niet duidelijker, maar het blijft daar niet bij. Want bij Jezus zijn het niet de joden, maar de Romeinen die de
moord uitvoeren. Zij zijn immers de heersers, niet de joden. Stefanus wordt wel vermoord door de joden, maar eigenlijk is dat maar schijn, want zijn
moordenaars ‘legden hun mantels neer aan de voeten van een jongeman die Saulus heette’, en dat is niet zomaar een joodse jongeman. Hij is
een genaturaliseerde Romeinse staatsburger die door zijn aanwezigheid de moord een Romeinse toestemming geeft. We weten dat Saulus later Paulus wordt
en dat dankzij hem het christendom ook onder de heidenen verkondigd werd. Later werd hij, net als Petrus, om zijn geloof door de Romeinse keizer Nero
ter dood veroordeeld. Maar waar Petrus gekruisigd werd, werd hij onthoofd, want als Romeinse staatsburger mocht hij niet gekruisigd worden. Vandaar
dat hij altijd afgebeeld wordt als een man met een zwaard. Dat wijst er dus niet op dat hij een soldaat was, maar dat hij met een zwaard werd
onthoofd.
En dat lijkt de woorden van Jezus bijna letterlijk te bevestigen: ‘Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard’, had Hij
gezegd. Hij wist dus dat zijn Boodschap van liefde en vrede tweedracht zou teweegbrengen, en daarom bidt Hij in zijn afscheidsrede heel
uitdrukkelijk om eenheid. ‘Heilige Vader, Ik bid voor hen die in Mij geloven, opdat zij allen één mogen zijn, zoals Gij,
Vader, in Mij en Ik in U.’
En die eenheid is niet zomaar een beetje een gevoel, nee, het is een eenheid die wij heel zeker niet kunnen bereiken, want wij zijn maar mensen, en
Jezus bidt dat we even één zouden zijn als Hijzelf en zijn Vader in de hemel. Dat kunnen we natuurlijk niet. Wat we wel kunnen, is
streven naar eenheid, want ze steunt op liefde. En daar benaderen we God, want God is liefde, Jezus is liefde. Om die liefde bidt Jezus. Liefde die
zorgt voor verdraagzaamheid, voor nederigheid, voor vergeving, voor barmhartigheid, voor mee voelen en mee lijden, en voor nog zoveel meer dat het
leven menselijk maakt, en zorgt voor vrede en geluk.
Zusters en broeders, deze zevende zondag van Pasen is een overgangszondag tussen Hemelvaart en Pinksteren. We weten dat Jezus ons bij zijn
hemelvaart de opdracht heeft gegeven zijn getuigen te zijn. Dat betekent dat we altijd zijn Boodschap van liefde en vrede uitdragen. Aangezien Hij
weet dat we daar niet altijd zullen in slagen, belooft Hij ons de heilige Geest te zenden die ons de kracht zal geven om zijn getuigen te zijn. Die
kracht zullen we nodig hebben, want we leven in een duistere wereld vol verdeeldheid en polarisatie, waar liefde en vrede niet thuis lijken te horen.
Laten we dus als echte pelgrims van hoop vol geloof, hoop en liefde toeleven naar Pinksteren, wachtend op de komst van de heilige Geest die ons ook in
duistere dagen naar Gods wegen van liefde en vrede zal begeleiden. Amen.
Download dit document