DERDE ZONDAG VAN PASEN
Vandaag zou ik met jullie eens even de vraag willen stellen, wat ons nu eigenlijk tot christenen maakt. Waar komt het in ons geloof in feite op aan? Wat maakt ons tot echte christenen.
Volgens de statistieken is een grote meerderheid van de inwoners van ons land katholiek. Heel eenvoudig omdat ze gedoopt zijn en op bepaalde momenten van het leven naar de kerk komen, voor de Eerste communie, het Vormsel, op de grote feestdagen. Omdat ze kerkelijk trouwen en vanuit de kerk ten grave worden gedragen.
Er zijn er ook heel wat die, méér dan voorheen, zeer geëngageerd leven. Mensen die uitdrukkelijk uitkomen voor hun geloof en die een zeer sterke inzet hebben in bewegingen. Ze nemen actief deel aan het parochiaal leven of streven er ernstig naar goed en dienstbaar te zijn voor aan de medemensen.
Ook als je dat allemaal doet, kan men zich toch de vraag stellen of men dan echt christen is. Ik heb zo de indruk dat het evangelie van vandaag ons serieus confronteert met de eigenlijk zin van ons gelovig zijn.
In het evangelie valt de directe vraag: "Heb je Mij lief?" Deze vraag is zo beslissend dat Jezus ze driemaal stelt aan Petrus. Dat is een heel delicate vraag. Petrus had alles verlaten om Jezus te volgen maar had Hem verloochend op het moment dat Jezus veroordeeld zou worden. Petrus weet dus niet goed wat zeggen: "Heer, Gij weet alles. Gij weet dat ik U liefheb." Wij zullen wel geen beter, bescheidener antwoord kunnen geven dan Petrus.
Deze beslissende vraag geldt ook voor ieder van ons die zich christen noemt: "Heb je Me lief?" Jezus vraagt aan Petrus niet: "Wat heb je voor Mij al gedaan?". Wel dit: "Heb je Mij lief?" Een vraag die ook tot ons wordt gesteld.
Wat betekent Christus in feite voor ons? Is Hij voor ons alleen een helper in nood, die ons moet bijstaan als we ons verloren voelen, die ons een antwoord moet geven op al onze vragen? Of is Hij voor ons een levensmodel, een ideaal van menslievendheid en goedheid?
Of is Hij nog meer dan dat. Iemand die diep in ons leven ingrijpt en het grondig inspireert. Geloven in Jezus Christus wil zeggen dat wij in de diepste kern van ons leven prioriteit geven aan zijn boodschap, aan zijn leven, aan zijn spirit!.
Daarbij staat ook in het evangelie van Matteüs, 25: "Wat gij aan de kleinsten der Mijnen hebt gedaan dat hebt gij aan Mij gedaan." Dat wil zeggen dat ons geloof heel sterk mensbetrokken is. Zonder de liefde tot de mensen is er geen geloof in Jezus Christus. Dat betekent heel wat. Als we iemand kwaad doen, dan doen we dat aan de Heer. Als we iemand een dienst bewijzen, dan doen we dat aan de Heer. Een christen is iemand die de mensen liefheeft, omdat ze mens zijn, maar ook, omdat hij in die mensen het beeld ziet van God. De bezorgdheid om de medemens krijgt goddelijke dimensie. De liefde tot God en tot de mensen zijn niet te scheiden. Dat is enorm compromitterend. Iedereen kan weten of wij echt christen zijn of niet. De liefde tot de naaste is de toetssteen van de liefde tot God. Mensen die zich het lot van anderen niet aantrekt - "die daar niet aan meedoen" als men bijvoorbeeld steun vraagt voor noodlijdenden, zulke mensen kunnen zich niet christen noemen.
Inkeer en inzet, gebed en actie, engagement en - laat me toe dit woord te gebruiken - mystiek gaan altijd samen. Mother Tereza is een grote dienares van de mensen geweest omdat zij een biddende vrouw was. Van haar kan men zeggen dat ze de Heer lief had en dat ze daarin de kracht putte om op een intensieve wijze de meest verstotenen te dienen.
Dat betekent echter niet dat wij krampachtig en gespannen alles moeten doen, bewust "uit liefde tot God". Dat zou onleefbaar worden. De fundamentele vraag van Jezus tot ons is deze: "begrijp je dat je Mij dient in je medemensen?" Dat is, wat we zouden kunnen noemen, de "spiritualiteit" van de gelovige, de diepe bezieling, drijfveer van al wat hij doet. En daarin echt een mens van goede wil zijn.
Dit wil ook niet zeggen dat wij de exclusiviteit mogen opeisen van goedheid en dienstbaarheid. Er zijn niet-gelovigen of andersdenkenden die zich op een onvoorstelbare wijze inzetten voor de medemensen. De gelovige geeft aan de dienstbaarheid wel een goddelijke dimensie. Hij gelooft dat God werkt met onze handen, dat Hij liefheeft met ons hart. En als wij ons hart niet openstellen voor de anderen, als wij onze handen en ons verstand niet gebruiken om de wereld waarin we leven beter en leefbaarder te maken, dan ontnemen we aan God de kans Liefde te zijn voor de mensen. Daarom is christen zijn een enorme opdracht, een enorme opdracht. God heeft de mensen nodig om God te zijn. Ik vind dit een straffe uitspraak maar dat geloof ik vast.
God, ik bid U: beziel ons met uw Geest, zodat wij mogen leven van Uw leven, in dienst van de medemensen waarin wij U herkennen en eren. Dit vraag ik U in ons aller naam, door Christus, onze Heer.
Bie Boon 2010