Tweede zondag van de
veertigdagentijd B - 2015
Zusters en broeders,
Abraham die zijn enig kind aan God wil offeren: het is een vreselijk verhaal. En het is niet alleen een vreselijk verhaal, het is ook een verhaal
dat we niet kunnen geloven. Immers, hoe zou de Heer onze God, Hij die een liefhebbende Vader en Moeder is, zijn schepselen zo op de proef willen
stellen? Hoe kan Abraham zich zoiets inbeelden! Wellicht komt dat door zijn tocht naar het beloofde land. Daar was hij terechtgekomen tussen volkeren
die echt geloofden dat ze een van hun kinderen aan hun goden moesten offeren om ze gunstig te stemmen, dus dacht hij er wellicht ook zo over. Precies
van dat vreselijke bijgeloof doet onze goede God hem uitdrukkelijk afstand nemen. ‘Raak de jongen met geen vinger aan en doe hem niets!’,
zegt Hij. Want Hij is geen God van straf en dreiging, maar een God van liefde. En ook geen God van menselijke brandoffers en doden, maar van
levenden.
Nochtans, hoe vreselijk dat verhaal over het bijgeloof van Abraham ook is, het is het verhaal van de werkelijkheid die vandaag misschien erger is
dan ze ooit is geweest. Alleen heeft Isaac een andere naam gekregen. Hij draagt nu de naam van de miljoenen kinderen die wereldwijd op straat, in
riolen, op vuilnisbelten, op gelijk welke andere onleefbare plaats moeten leven, omdat hun ouders niet meer voor hen kunnen of willen zorgen. En zijn
naam, dat is ook de naam van de miljoenen Afrikaanse en Arabische meisjes die genitaal vreselijk verminkt worden. En ook de naam van de duizenden
kinderen en jongeren die door moslimterroristen ontvoerd worden en als slaven verkocht of tot zelfmoordterrorisme gedwongen worden, want dat is
volgens hun beulen het hoogste goed dat ze kunnen bereiken. En zijn naam, dat is ook de naam van de meisjes die door diezelfde monsters van misdaad en
terreur op negenjarige leeftijd verplicht worden met een oude man te trouwen. En dat is ook de naam van de miljoenen kinderen die wereldwijd tot
kinderarbeid gedwongen worden, die gedwongen worden tot prostitutie, tot bedelen en diefstal. Die kinderen en die jongeren: dat zijn de Isaacs van
vandaag.
Maar het blijft daar niet bij, want Isaac, dat zijn ook de honderden miljoenen mensen die geofferd worden aan de afgoden van geld en bezit, van
eigendom, van verloedering, van leugen en bedrog. Dat zijn de miljoenen mensen die op de vlucht zijn voor geweld, onderdrukking, oorlog en
burgeroorlog. Dat zijn de 800 miljoen mensen die elke dag honger lijden. Dat zijn de armen en de uitgebuiten voor wie Broederlijk Delen elk jaar onze
hulp inroept. Dat zijn zij van wie de Heer onze God zegt: ‘Raak ze niet aan, doe hen geen onrecht aan’, maar zijn stem wordt niet of
weinig gehoord en nog minder nageleefd.
Nochtans wordt ons in het evangelie heel duidelijk gezegd welke weg we in dat opzicht moeten gaan. Met drie van zijn leerlingen trekt Jezus een
hoge berg op, Hij verandert daar van gedaante en gaat een gesprek aan met Mozes en de profeet Elia die daar ineens verschijnen. En de verbouwereerde
leerlingen horen een stem uit de hemel die hun de weg wijst die ze moeten gaan. ‘Dit is mijn Zoon, de Welbeminde. Luister naar Hem,’ zegt
de stem. En luisteren naar de welbeminde Zoon van God, dat is de weg gaan die Hij voorgaat.
We kennen die weg: dat is de weg van liefde, vrede en gerechtigheid. Maar het is ook de weg die leidt naar het kruis. En daarbij vragen we ons
misschien af: Waarom mocht Isaac niet geofferd worden, maar moest Jezus wél gekruisigd worden? Is God dan niet voor iedereen, en zeker niet
voor zijn Zoon Jezus, een liefhebbende Vader en Moeder? Dat is God natuurlijk wél, maar in Jezus wil Hij het lot delen van alle mensen, hun
hele lot. Dus ook het lot van pijn en lijden van mensen, en het lot van vernedering en onrecht dat sommigen tot de dood toe moeten ondergaan. Ook voor
hen is Hij aanwezig, en ook voor hen is Hij een liefhebbende Vader en Moeder, en een God van Leven, niet van dood.
Zusters en broeders, laten we, zoals deze week op de leistenen geschreven staat, ‘rotsvast’ in onze goede, in onze levende God
blijven geloven. Laten we blijven ‘vertrouwen’ dat Hij midden onder ons aanwezig is, en dat Hij ons in zijn Zoon Jezus de weg heeft
gewezen die heel zijn wereld zou moeten gaan. En laten we bidden dat ook vandaag zijn stem zou worden gehoord. Zijn stem die zegt: ‘Raak de
jongeren, raak uw medemensen niet aan. Doe hen geen onrecht.’ En zijn stem die ook zegt: ‘Ga de weg van mijn welbeminde Zoon.’ Laten
we dat altijd proberen doen: de weg gaan van Gods welbeminde Zoon. Amen.
Download
dit document in Word-formaat